Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zij afgegaan waren aan het einde der stad, zo zeide Samuel tot Saul: Zeg den jongen, [50]dat hij voor onze aangezichten heenga; toen ging hij heen; maar sta gij [51]als nu stil, [52]en ik zal u Gods woord doen horen. 50. Te weten, opdat hij niet hore wat wij spreken. 51. Hebreeuws, als dezen dag; dat is, in dezen tijd. 52. Samuel heeft wel Saul, toen zij alleen met hun beiden op het dak waren, den wil des Heeren, aangaande zijn verkiezing tot het koninklijke ambt, verklaard, maar naderhand, in het scheiden, heeft Samuel Saul zulks nog breder te kennen gegeven, hem daarbij voorzeggende de tekenen, die hem tot verzekering daarvan ontmoeten zouden, waarvan breder hfdst.10: gesproken wordt.